Hebrews 12

1Daarom dan ook, alzo wij zo groot een wolk der getuigen rondom ons hebben liggende, laat ons afleggen allen last, en de zonde, die ons lichtelijk omringt, en laat ons met lijdzaamheid lopen de loopbaan, die ons voorgesteld is;
 een wolk der getuigen Dat is, zulk een hoop of menigte van getuigen, als in Heb 11 verhaald zijn, die in het geloof en de hoop standvastig en lijdzaam hebben volhard.
,
 rondom ons hebben liggende, Zo spreekt de apostel, omdat gelijk een wolk, die rondom ons in het lucht hangt, altijd van ons gezien wordt, hoe wij ons keren, wij ook alzo waar wij ons keren in Gods woord, deze voorbeelden voor ogen vinden.
,
 allen last, Namelijk van wereldse zorg, bekommering en wellusten, gelijk ook Christus de zijnen vermaant Luk 21:34.
,
 de zonde, Hij verstaat hier inzonderheid de zonde van begeerlijkheid, die vanzelf uit de overblijfselen der verdorvene natuur lichtelijk in ons rijst, of door de gelegenheden, die uitwendig voorvallen, ons in onzen Christelijken loop verhinderingen voortbrengt, die wij moeten wederstaan en van ons werpen. Zie Rom 8:1, Rom 8:13.
,
 die [ons] lichtelijk omringt, Grieks die lichtelijk ons omstaat.
,
 met lijdzaamheid lopen Of door lijdzaamheid lopen. Want als de loopbaan lang is en zwarigheden op den weg zijn, zo is ook lijdzaamheid in het lopen van node, om niet te bezwijken.
,
 de loopbaan, Of den loopstrijd. Want beide betekent het Griekse woord agon. En elders vergelijkt de Heilige Schrift ook den stand en het leven van een Christen met een loop om den prijs, of een strijd in het lopen; 1Co 9:24; 2Ti 4:7.
2Ziende op den oversten Leidsman en Voleinder des geloofs, Jezus, Dewelke, voor de vreugde, die Hem voorgesteld was, het kruis heeft verdragen, en schande veracht, en is gezeten aan de rechter hand des troons van God.
 Ziende op den oversten Leidsman Namelijk vooral; want, hoewel wij ook wèl doen, ziende op de voorgaande getuigen, zo moeten wij nochtans vooral onze ogen hierin op Christus slaan, die de leidsman tot het geloof is, en de volmaker daarvan.
,
 voor de vreugde, Dat is, in plaats van de vreugde, namelijk welker gebruik hij had kunnen behouden, ten ware dat hij zich om onzentwil had vernederd en het kruis verkoren; Phi 2:6, enz. Anderen zetten het over, om de vreugde; namelijk waartoe Hij door Zijn lijden, niet alleen zelf zou komen, maar ook de gelovigen brengen; Luk 24:26; 1Pe 1:11.
,
 schande veracht, Namelijk die hem van de zondaren aangedaan werd in leven en sterven, gelijk in vs.3 verklaard wordt.
,
 is gezeten aan de rechter-[hand] Namelijk daarna, als hij dit alles standvastig en lijdzaam had overwonnen, ons ook tot een voorbeeld van een gelukkige uitkomst.
3Want aanmerkt Dezen, Die zodanig een tegenspreken van de zondaren tegen Zich heeft verdragen, opdat gij niet verflauwt en bezwijkt in uw zielen.
 Dezen, Namelijk Jezus, die zo groot en heerlijk is, dat wij bij Hem niet kunnen vergeleken worden.
,
 tegenspreken Hierdoor wordt alle verachting, smaad en hoon verstaan, die Christus tot den schandelijken dood van het kruis toe is aangedaan.
,
 van de zondaren tegen Zich Dat is, van de goddeloze en onrechtvaardige mensen, die Hij met één woord had kunnen verslaan, gelijk dit woord ook gebruikt wordt Psa 1:1; Joh 9:25, Joh 9:31.
,
 verflauwt en bezwijkt Of verslapt.
,
 in uw zielen Dat is, in de volstandige hoop en lijdzaamheid uwer ziel.
4Gij hebt nog tot den bloede toe niet tegengestaan, strijdende tegen de zonde;
 tot den bloede toe niet tegengestaan, Dat is, tot het uiterste of tot den dood toe.
,
 tegen de zonde; Sommigen nemen hier het woord zonde voor zondaren, gelijk vs.3 is uitgedrukt. Anderen voor de zonde zelf, die in ons is, waar hij vs.1 van gesproken heeft, die wij met zwaren strijd moeten afleggen, ook zelfs door de kastijding en verdrukkingen, gelijk vs.10,11 wordt verklaard.
5En gij hebt vergeten de vermaning, die tot u als tot zonen spreekt: Mijn zoon, acht niet klein de kastijding des Heeren, en bezwijkt niet, als gij van Hem bestraft wordt;
 En gij hebt vergeten Of hebt gij vergeten, enz.? vragenderwijze.
,
 vermaning, Namelijk der wijsheid; Pro 3:11-12.
,
 de kastijding des Heeren, Het Griekse woord paideia betekent eigenlijk een kastijding die den kinderen tot hunne verbetering wordt aangedaan.
,
 bestraft wordt; Of wedersproken, met woorden getuchtigd.
6Want dien de Heere liefheeft, kastijdt Hij, en Hij geselt een iegelijken zoon, die Hij aanneemt.
 die Hij aanneemt Dat is, voor zijn zoon erkent en houdt.
7Indiën gij de kastijding verdraagt, zo gedraagt Zich God jegens u als zonen; ( want wat zoon is er, dien de vader niet kastijdt?)
 verdraagt, Namelijk lijdzaam, of gewillig, als voren.
,
 zo gedraagt Zich God Dat is, zulks is u een zeker teken, dat gij rechte kinderen zijt, en dat God u die toezendt als een vader. Want de goddelozen worden ook wel van God gestraft, maar als van een rechter, en spreken dikwijls godslasteringen tegen den God des hemels in deze straffingen; zie Rev 16:10-11; of vallen in wanhoop, gelijk Saul, Judas, enz.
,
 als zonen, Namelijk ware en rechte kinderen.
8Maar indien gij zonder kastijding zijt, welke allen deelachtig zijn geworden, zo zijt gij dan bastaarden, en niet zonen.
 Bastaarden, en niet zonen Namelijk die de vaders dikwijls verre van zich doen, en voor wie zij geen rechte zorg menigmaal dragen, omdat zij hunne rechte erfgenamen niet zijn.
9Voorts, wij hebben de vaders onzes vleses wel tot kastijders gehad, en wij ontzagen hen; zullen wij dan niet veel meer den Vader der geesten onderworpen zijn, en leven?
 onzes vleses wel tot kastijders gehad, Dat is, onzer lichamen, gelijk de tegenstelling van den vader der geesten vereist.
,
 den Vader der geesten Dat is, den vader der zielen, gelijk dit woord geesten ook hierna vs.23 wordt gebruikt. En wordt God een Vader der geesten bijzonder genoemd, omdat onze zielen van Hem zonder middel in de lichamen worden geschapen. Zie hiervan ook Num 16:22, en Num 27:16; Ecc 12:7; Zec 12:1.
10Want genen hebben ons wel voor een korten tijd, naar dat het hun goed dacht, gekastijd; maar Deze kastijdt ons tot ons nut, opdat wij Zijner heiligheid zouden deelachtig worden.
 voor een korten tijd, Grieks voor weinige dagen; dat is, in de jaren onzer jonkheid.
,
 Zijner heiligheid Want door het afsterven der zonde, en door de oefening der lijdzaamheid, nemen wij meer en meer toe in de heiligheid, waartoe de kastijdingen middelen en werktuigen zijn.
11En alle kastijding als die tegenwoordig is, schijnt geen zaak van vreugde, maar van droefheid te zijn; doch daarna geeft zij van zich een vreedzame vrucht der gerechtigheid dengenen, die door dezelve geoefend zijn.
 een vreedzame vrucht Dat is, der gerechtigheid die onzen conscientiën vrede en blijdschap toebrengt, in plaats van de droefheid, die ons de kastijding aandeed, namelijk dewijl wij daardoor verzekerd worden, dat wij rechte kinderen zijn.
,
 geoefend zijn Namelijk met geduld en lijdzaamheid, gelijk voren.
12Daarom richt weder op de trage handen, en de slappe knieën;
 Daarom richt weder op Namelijk om met blijdschap in de loopbaan tot het einde toe te lopen. En een besluit van deze vermaning is in vs.1 voorgesteld.
13En maakt rechte paden voor uw voeten, opdat hetgeen kreupel is, niet verdraaid worde, maar dat het veelmeer genezen worde.
 paden voor uw voeten, Of gangen met uwe voeten.
,
 verdraaid worde, Dat is, meer en meer uit den weg, of uit het lid wijken. De apostel gaat voort in de begonnen gelijkenis van het lopen in de rechte baan tot het einde toe, en dat zonder aan de ene of de andere zijde af te wijken. Want velen onder de Joden tot het christendom bekeerd, zagen altijd om naar het Jodendom, en gingen niet rechtuit, zie Act 15:1; Gal 2:14.
14Jaagt den vrede na met allen, en de heiligmaking, zonder welke niemand den Heere zien zal;
 met allen, Namelijk zoveel mogelijk is, en zoveel in u is, altijd behoudens een goede conscientie en den vrede met God. Zie Rom 12:18.
,
 welke niemand Namelijk heiligmaking, gelijk het Griekse woord noodzakelijk medebrengt, hoewel het ook van beide waar is. Zie Mat 5:8-9; Joh 13:35.
,
 den Heere zien zal; Namelijk in het toekomende leven. Zie 1Co 6:9.
15Toeziende, dat niet iemand verachtere van de genade Gods; dat niet enige wortel der bitterheid, opwaarts spruitende, beroerte make en door dezelve velen ontreinigd worden.
 verachtere van de genade Gods; Dat is, achterblijve, afwijke.
,
 enige wortel der bitterheid, Zo noemt de apostel vooral de verleiders, en die anderen tot afval zoeken te brengen, ziende op gelijke vermaning van Mozes, Deu 29:18, omdat het einde van zodanigen is verdriet en bitterheid in de ziel.
,
 beroerte make, Namelijk in uwe gemeente.
,
 ontreinigd worden Dat is, ook besmet en tot afval gebracht.
16Dat niet iemand zij een hoereerder, of een onheilige, gelijk Ezau, die om een spijze het recht van zijn eerstgeboorte weggaf.
 onheilige Dat is, spotter, die naar geen heilige of goddelijke dingen vraagt.
,
 het recht van zijn eerstgeboorte weggaf Namelijk hetwelk niet alleen voordeel in de familie gaf over de andere broeders, maar ook een voorbeeld was van alle geestelijk voordeel in het huis Gods, gelijk hierna vs.23 wordt aangewezen.
17Want gij weet, dat hij ook daarna, de zegening willende beërven, verworpen werd; want hij vond geen plaats des berouws, hoewel hij dezelve met tranen zocht.
 verworpen werd; Of verstoten; namelijk van zijn vader Izak, ten aanzien van zijn eersten en geestelijken zegen, dien Jakob had genomen.
,
 des berouws, Namelijk bij zijn vader Izak, alzo dat Izak berouw zou gehad hebben over het zegenen van Jakob. Want dit berouw was het dat Ezau met tranen zocht, gelijk Gen 27:36, enz. te zie is.
,
 dezelve met tranen zocht Namelijk zegening; of hetzelve, namelijk berouw van zijn vader. Want dat Ezau geen berouw van zijn eigen misdaad heeft gezocht, blijkt daaruit, dat hij terstond daarna Jakob naar zijn leven heeft gestaan.
18Want gij zijt niet gekomen tot den tastelijken berg, en het brandende vuur, en donkerheid, en duisternis, en onweder,
 Want gij zijt niet gekomen Dit hangt aan de voorgaande vermaning tot vrede, heiligmaking, enz., omdat de Israëlieten, als zij de wet zouden horen, Exo 20, drie dagen tevoren zich moesten heiligen, hun klederen wassen en zich onthouden van hun vrouwen. Zie Exo 19:10, enz. Hebben zij dan dit moeten doen, als zij God de wet hoorden uitspreken, hoeveel te meer moet gij u reinigen naar den Geest, nu gij komt tot de vergadering van het Nieuwe Testament, om Christus' stem te horen.
,
 den tastelijken berg, Dat is, den zienlijken berg, namelijk Sinaï, of Horeb; waarvan zie Exo 19:17, enz.; Deu 5:2.
19En tot het geklank der bazuin, en de stem der woorden; welke die ze hoorden, baden, dat het woord tot hen niet meer zou gedaan worden.
 de stem der woorden; Dat is der tien woorden of geboden. Want daarop is deze begeerte des volks gevolgd; Exo 20:19, en Deu 5:25.
20( Want zij konden niet dragen, hetgeen er geboden werd: Indiën ook een gedierte den berg aanraakt, het zal gestenigd of met een pijl doorschoten worden.
 dragen hetgeen daar geboden werd Dat is, verdragen, zonder zich daarvoor te ontzetten en te vrezen.
,
 een gedierte den berg aanraakt, Dit is, niet alleen enig mens, maar zelfs ook enig gedierte; Exo 19:13.
21En Mozes, zo vreselijk was het gezicht, zeide: Ik ben gans bevreesd en bevende).
 Mozes, Deze woorden van Mozes worden wel Exo 19, niet gevonden doch de apostel heeft die besloten uit hetgeen aldaar Exo 19:19 van de aanspraak van Mozes in deze versaagdheid tot God gezegd wordt. Of hij heeft die uit enige geschiedkundige overlevering, gelijk hetgeen hij zegt van Jannes en Jambres, 2Ti 3:8; of uit een bijzondere openbaring, gelijk Mozes de gehele orde van het werk der schepping heeft gehad.
22Maar gij zijt gekomen tot den berg Sion, en de stad des levenden Gods, tot het hemelse Jeruzalem, en de vele duizenden der engelen;
 den berg Sion, Dat is, tot de algemene kerk en de ware gemeente van Jezus Christus, waarvan de berg Sion een voorbeeld was. Zie Psa 2:6; Isa 2:3, en Isa 49:14, enz., die terstond ook de stad Gods en het hemels Jeruzalem genoemd wordt, omdat zij van God uit den hemel wordt opgericht, bijzonder geregeerd en verheerlijkt. Zie Rev 3:12, en Rev 21:2, Rev 21:10. Zie ook Zec 2:4, enz.
,
 de vele duizenden der engelen; Namelijk die ook dienaars van Christus zijn, en mede-dienstknechten der gelovigen, gelijk de engel spreekt Rev 19:10, en Rev 22:9.
23Tot de algemene vergadering en de Gemeente der eerstgeborenen, die in de hemelen opgeschreven zijn, en tot God, den Rechter over allen, en de geesten der volmaakte rechtvaardigen;
 der eerstgeborenen, Dat is, der uitverkorenen, die door de zonderlinge genade Gods vele hemelse voorrechten boven andere menchen hebben ontvangen.
,
 de hemelen opgeschreven zijn, Namelijk in het boek des levens. Zie Luk 10:20; Phi 4:3; Rev 13:8.
,
 de geesten der Dat is, de zielen dergenen die de volmaakte heiligheid en zaligheid in den hemel bezitten. Zie 1Co 13:10; hoewel ze nog een andere volmaking ten uitersten dage met hunne lichamen verwachten, 2Ti 4:8.
,
 volmaakte rechtvaardigen; Of geheiligden.
24En tot den Middelaar des nieuwen testaments, Jezus, en het bloed der besprenging, dat betere dingen spreekt dan Abel.
 den Middelaar Namelijk gesteld tegen Mozes, die maar een voorbeeld van den waren middelaar Jezus Christus was.
,
 het bloed der besprenging, Namelijk waarmede het Nieuwe Testament is bevestigd en onze conscientiën zijn gereinigd. Zie Heb 9:11, enz.
,
 dan Abel Dat is, dan het bloed van Abel, hetwelk wraak riep voor God, Gen 4:10; daar het bloed van Christus verzoening en vrede met God roept.
25Ziet toe, dat gij Dien, Die spreekt, niet verwerpt; want indien dezen niet zijn ontvloden, die dengene verwierpen, welke op aarde Goddelijke antwoorden gaf, veelmeer zullen wij niet ontvlieden, zo wij ons van Dien afkeren, Die van de hemelen is;
 Dien, Die spreekt, Namelijk Christus, welke spreekt door Zijn geest en woord.
,
 ontvloden, Namelijk den toorn of straf Gods.
,
 welke op aarde Goddelijke Namelijk Mozes. Want de apostel stelt hun gedurig voor ogen het voorbeeld der Israëlieten in de woestijn, hun oproer tegen Mozes en de straffen daarop gevolgd.
,
 Die van de hemelen [is]; Namelijk Jezus Christus de Zoon Gods, die van den hemel afgedaald is, Joh 3:13, en de Heere is uit den hemel, 1Co 15:47; en die nu in den hemel ter rechterhand zijns Vaders zijnde, door zijnen Geest en dienaren gedurig tot ons spreekt.
26Wiens stem toen de aarde bewoog; maar nu heeft Hij verkondigd, zeggende: Nog eenmaal zal Ik bewegen niet alleen de aarde, maar ook den hemel.
 Wiens stem toen Namelijk Jezus Christus; want Hij was die engel des aangezicht Gods die tot Mozes sprak, Exo 3:2, Exo 3:4, enz. en door wien ook de wet is gegeven; Act 7:38.
,
 de aarde bewoog; Namelijk in het geven van de wet; waarvan zie Exo 19.
,
 heeft Hij Namelijk dezelfde Jezus Christus, als de eeuwige Zoon van God en middelaar tussen God en de mensen. Want de gehele samenvoeging der woorden vereist deze verklaring.
,
 verkondigd, Namelijk door den profeet Haggaï, Hag 2:7, waar hij van de komst van Christus en van de roeping der heidenen profeteert.
,
 zal Ik bewegen niet alleen de aarde, Namelijk eensdeels door grote wonderen aan hemel en aarde, gelijk in de komst van Christus, en ten tijde van Zijn lijden en van Zijn opstanding is geschied; maar inzonderheid door de krachtige prediking van het evangelie en de zending van den Heiligen Geest over de gehele aarde, waardoor de ceremoniëele dienst der wet en de afgoderij der heidenen is teniet gedaan, en de geestelijke godsdienst alom opgericht; hetwelk een grote beweging en verandering, niet alleen op aarde, maar ook in den hemel veroorzaakt heeft, alzo ook de engelen zich daarover verwonderen en begerig zijn daarin te zien; Eph 3:10; 1Pe 1:12.
27En dit woord: Nog eenmaal, wijst aan de verandering der bewegelijke dingen, als welke gemaakt waren, opdat blijven zouden de dingen, die niet bewegelijk zijn.
 der bewegelijke dingen, Dat is, der veranderlijke, gelijk de eerste tabernakel en de godsdienst daaraan klevende was.
,
 welke gemaakt waren, Namelijk met handen van mensen, uit vergankelijke stof.
,
 blijven zouden de dingen, Namelijk onveranderlijk in Gods gemeente.
,
 die niet bewegelijk zijn Dat is, de geestelijke dingen, die daardoor waren betekend, en in het Nieuwe Testament teweeggebracht. Tot welke ook de nieuwe hemel en aarde behoort, waarvan Jesaja profeteert Isa 65:17, enz.
28Daarom, alzo wij een onbewegelijk Koninkrijk ontvangen, laat ons de genade vast houden, door dewelke wij welbehagelijk Gode mogen dienen, met eerbied en godvruchtigheid.
 een onbewegelijk Koninkrijk ontvangen, Namelijk hetwelk hier in ons begint, en hier namaals volkomen zal worden.
,
 de genade [vast-]houden, Namelijk die wij reeds ontvangen hebben.
,
 welbehagelijk Gode mogen dienen, Dat is, niet door ceremoniëele en uitwendige dingen, maar in geestelijke, die God altijd in Christus behagen. Zie Rom 12:1, en Rom 14:17-18; Heb 13:21, enz.
,
 eerbied en godvruchtigheid Of schaamte en vrees.
29Want onze God is een verterend vuur.
 een verterend vuur Dat is, als een verterend vuur, namelijk tegen degenen die ongehoorzaam of afvallig zijn. Zie Deu 4:24; Heb 10:31.
Copyright information for DutSVVA